Wereldburgerschap: van klein naar groot!

Wereldburgerschap: van klein naar groot!

Gepubliceerd door

Blog

Waar ging jij vroeger heen op vakantie? Ik ging vaak naar Frankrijk. Beetje wandelen, ‘baguettes’ bestellen en naar leuke dorpjes. Je zou kunnen zeggen dat ik een heel klein beetje ervaring had met ‘de wereld’. Andere talen, landschappen en mensen, daar kon ik wel wat mee. Maar toch, als je zonder aanleiding was aangekomen met informatie over bijvoorbeeld Zuid Amerika, was ik hoogstwaarschijnlijk afgehaakt. Een te-ver-van-mijn-bed-show. Vraag is dus: hoe krijg je die informatie nou dichterbij voor kinderen en jongeren?

Je zou bovenstaande vraag ook kunnen formuleren als ‘hoe maak je deze informatie betekenisvoller?’. Eigenlijk geeft die vraag het antwoord zelf al: de informatie moet betekenisvol zijn voor leerlingen. Een wat uitgemolken begrip, maar daarom niet van mindere waarde.

Wat is betekenisvol?
De term betekenisvol zie ik zo: het geleerde (de informatie over wereldburgerschap) moet verbonden zijn met de context van de lerende (dat wat hij al weet, wat hem interesseert, wat hem verdieping en nieuwe inzichten oplevert).

Wat is betekenisvol voor leerlingen?
De kleding die ze dragen, de nieuwste iPhone, het brood dat ze meenemen naar school, de snoepautomaat, de gouden oorbellen van een meisje uit de klas, de disco waar ze heen gaan en de plek waarnaar ze op vakantie gaan.

Wat kun je met die onderwerpen? 
Al deze onderwerpen kun je gebruiken om een internationaal component aan te koppelen. Bespreek bij de kleding bijvoorbeeld het productieproces, bij de Mars uit de snoepautomaat de leefomstandigheden van boeren die de cacao produceren, bij de gouden oorbellen de impact van het winnen van goud op het leven van kinderen in Peru en bij de vakantiebestemming de meest zuinige en milieuvriendelijke manier om daar te komen.

Oftewel…
Blijf dicht bij de leerlingen, bij wat ze kennen en dagelijks tegenkomen. Zo blijf je ook dichtbij de kern van het verhaal. Je kunt het zo klein of groot maken als je wilt (een enkel lesuur of complete projectweek), maar feit zijn die gouden oorbellen en de keuzes die je leerlingen daar omheen kunnen maken.

Aan de slag!
Observeer je leerlingen een uurtje goed en schrijf voorwerpen/ onderwerpen op waar ze mee bezig zijn. Van make-up tot de McDonald’s, noteer alles. Leg daarna voor jezelf (misschien in overleg met je collega’s, onder het mom van ‘samen weet je meer’) zo veel mogelijk links naar internationale componenten. Breng je ideeën onder bij de thema’s uit de canon voor wereldburgerschap door de Universiteit Utrecht en het NCDO. Zo zie je snel dat je al een heel eind komt met de eigen onderwerpen van de leerlingen!

Tip van een docent beeldende vorming: helemaal fantastisch wordt het als je de onderwerpen uiteindelijk over de diverse vakken verdeelt. De leerlingen zullen ze je het meest serieus nemen als je onderwerpen behandelt die binnen je eigen vakgebied in te passen zijn. Ga je buiten jouw vakgebied, dan wijk je af van de normale gang van zaken, waardoor je misschien minder serieus genomen wordt.

Voorbeeld
Een mooie aanleiding voor discussie: “Een vrouw gooit een papiertje op straat. Even later loopt op diezelfde plek een wat oudere man. Hij ziet het papiertje niet en glijdt uit. Hij breekt zijn been. Wie is er verantwoordelijk? En stel je nou voor dat jij er zelf bij was, en je zag dat die vrouw het papiertje op de grond gooide. Je deed daar verder niks mee. Wie is er dan verantwoordelijk?” De discussie over dit dilemma is te plaatsen onder de thema’s ‘mondiale burgerschap’ en ‘duurzame ontwikkeling’ uit de canon van het NCDO en de UU.

Heb jij je leerlingen geobserveerd? Ken jij hun ‘onderwerpen’? Deel ze hieronder!

Deel deze pagina

Tags

[tumult_advanced_search]